V. (11 jaar) is de baas in huis. Zij bepaalt wat en wanneer er gegeten wordt. En wanneer ze een dessertje krijgt. Haar ouders laten niet op hun kop zitten en dreigen soms met straf. Maar niks lijkt te werken. V. is niet onder de indruk van de straf die ze krijgt. Haar ouders willen dat dit stopt maar weten niet hoe er aan te beginnen.
C (8 jaar) is verlegen. Op school durft hij zijn mening niet vertellen. Zijn klasgenoten werken heel graag samen met hem want C. zegt toch nooit nee. Hij doet het meeste werk tijdens groepswerkjes. De andere kinderen gaan dan met de pluimen lopen. Elke week komt hij wel met blauwe plekken naar huis. C. vertelt dikwijls dat zijn koeken uit zijn boekentas gepikt zijn, dat sommige kinderen zijn spullen verstoppen… Zijn ouders willen wel dat hij meer van zich afbijt, maar hoe? Zij willen er iets over zeggen tegen de klasleerkracht maar vrezen dat hun zoon, dan nog meer het slachtoffer wordt van deze pesterijen.
S. (8 jaar) maakt dingen stuk wanneer hij zijn zin niet krijgt. Zijn ouders geven toe omdat ze niet willen dat hij nog meer dingen stuk maakt. Hoe lang dit al gaande is weet niemand meer. Het is een gewoonte geworden. Iedereen loopt op zijn tenen. Wanneer barst S. weer uit en wat maakt hij nu stuk? Ze weten dat dit niet kan blijven duren. Maar het lukt hen niet om dit aan te stoppen.