Mijn kind is faalangstig, wat moet ik doen?

een bang meisje

Wat is faalangst?

Faalangst is, bang zijn om te falen. Iedereen is wel eens bang om te falen. Maar wanneer je kind heel er bang is of de angst staat niet in verhouding met de activiteit dan spreekt men over faalangst.

Dit kan nare gevolgen hebben wanneer je kind er heel veel last van heeft. Dit kan leiden tot buikpijn, hoofdpijn, niet meer naar school willen, nieuwe dingen uit de weggaan…

Faalangst heeft te maken met het zelfbeeld van je kind. Een kind met een positief zelfbeeld heeft veel minder last van faalangst.

Soorten faalangst

  • Cognitieve faalangst:

Angst bij schoolse taken. Cognitieve faalangst wordt nog eens opgedeeld in 2 soorten.

  • Actieve faalangst: Je kind gaat keihard werken voor zo goed mogelijke punten. Leren heel veel uit het hoofd. Als de leerstof toeneemt, lopen ze vast.

  • Passieve faalangst: je kind heeft ‘ontdekt’ dat zich inspannen toch tot niks leidt. Dus doet hij liever niks. Want hoe meer je je inspant, hoe groter de teleurstelling kan zijn.

  • Sociale faalangst:

Angst bij het omgaan met andere kinderen. Je kind is er van overtuigd dat anderen hem stom vinden. Je kind durft geen vragen stellen, geen spreekbeurt geven…

  • Motorische faalangst:

Angst bij motorische taken. Je kind vind de turnlessen een hel, tekenen vindt hij ook maar niks en gaat het dus uit de weg...

Hoe ontstaat faalangst?

Een kind ontwikkelt faalangst, daarvoor moet hij weten wat falen is. Hij moet op één of andere manier reeds gefaald hebben.

  • Beschermende stijl:

De ouders grijpen in vooraleer hun kind kan falen. Ze willen het hun kind besparen. Maar zo leert je kind niet om zelf problemen op te lossen en dat fouten maken niet falen is maar bij het leven hoort.

  • Verwaarlozende stijl:

Het kind faalt en er is niemand die hem helpt. Je kind moet de problemen altijd zelf maar zien op te lossen.

  • Perfectionisme:

Wanneer je als ouder heel perfectionistisch bent, breng je dat over aan. Je kind kan onder druk te komen staan en het gevoel krijgen dat wat hij doet nooit goed genoeg is.

  • Ongeduldige stijl:

Ben je eerder het ongeduldige type? Dan kan het zijn dat je het moeilijk hebt met het feit dat je kind iets niet van de eerste keer snapt. Dit voelt je kind aan en durft niks meer aan jou te vragen en al zeker geen fouten te maken.

Hoe herken je faalangst bij je kind?

Ze vertonen ook lichamelijke reacties zoals zweten, hartkloppingen, buikpijn, hoofdpijn, misselijk, slecht slapen, slecht eten, blackout, trillende handen, zenuwtrekjes...

Je kind gaat zich anders gaan gedragen dan normaal. Dit gedrag is soms heel storend voor anderen.

  • Clownesk gedrag stellen. Hij maakt grapjes om zijn faalangst te verbergen.

  • Agressief, brutaal gedrag: Door zo te doen verbergen ze hun angst.

  • Afhankelijk gedrag: Je kind moet voortdurend geholpen worden, durft niks alleen te doen, ook al is het niet nodig

  • Stil, teruggetrokken gedrag: Dit zijn meestal heel gesloten kinderen en kunnen zich soms moeilijk uitdrukken

  • Apathisch en droevig gedrag: Wanneer ze niet direct geholpen worden, vervallen ze in een droevige houding. Deze kinderen hebben een laag zelfbeeld.

  • Overdreven hulpvaardig gedrag. Deze kinderen willen door iedereen aardig gevonden worden. En wanneer je anderen helpt hoef je zelf niet te werken. Zo kan je niet falen, handig toch!

Tips voor ouders

  • Geef je kind het gevoel dat het graag gezien wordt. Dat het mag zijn wie hij is. Zorg voor veiligheid, structuur, begrip. Probeer achter het gedrag van je kind te kijken. Zorg voor een goede sfeer in huis.

  • Wees duidelijk en eerlijk naar je kind toe wat al goed gaat en wat nog beter kan. Leren gaat stapje per stapje.

  • Vier de successen van je kind. Elke stap die je kind heeft gezet, hoe klein die ook is, moet gevierd worden. Dit mag je niet zomaar laten passeren. Laat aan je kind weten hoe trots je bent. Zet de inzet in de verf, niet het resultaat.

  • Bied je kind oefenkansen aan, maar zorg ervoor dat het haalbaar is. Stel samen met je kind haalbare doelen. Wanneer je te veel hooi op je vork neemt, dan is de kans groot dat je faalt en dat werkt de faalangst in de hand.

  • Leer je kind zijn niet helpende gedachten om te zetten in helpende gedachten. Bijvoorbeeld: ‘Ik ga dit nooit kunnen (niet helpende gedachte) naar ik ga dit kunnen, ik wil dit kunnen (helpende gedachten).’

  • Laat duidelijk merken dat fouten maken bij het leven hoort. Dat we op die manier nu eenmaal ons dingen eigen maken. Benoem je eigen fouten en verwoord hoe je het de volgende keer gaat aanpakken. Jij bent het voorbeeld voor je kind.

  • Laat merken dat je vertrouwen hebt in je kind. Dit boost zijn zelfvertrouwen.

  • Bied een duidelijke structuur aan. Vertel je kind wat er staat te gebeuren, wie er komt, waar je naar toe gaat. Geef de grote lijnen mee. Bereid de te nemen stappen, in de mate van het mogelijke goed voor. Wanneer er dan iets mislukt, weet je kind dat het niet aan hem ligt, maar aan de situatie.

  • Wees een vertrouwenspersoon voor je kind. Of zoek een goede coach.

  • Doe ontspanningsoefeningen, ademhalingsoefeningen, een wandeling, sporten… zoek iets wat jij tot rust brengt.

  • Zorg dat je kind op tijd naar bed gaat. Een fysiek en mentaal uitgerust persoon raakt minder snel in paniek.

  • Leg de lat voor je kind niet te hoog, we zijn allemaal maar mensen. Waarom zou je je eigen kind harder behandelen dan hoe je anderen behandelt. Je kind neemt dit over.

  • Pak uitstelgedrag aan. De eerste reactie van je kind is weglopen van de opdrachten. Hoe langer je iets uitstelt hoe groter de berg wordt waar je over moet. Help je kind daarbij.