‘Ik voel onzichtbaar op school.’ zei één van de kinderen die ik begeleid, laatst. ‘Wat bedoel je?’ vroeg ik. ‘Word je gepest?’ ‘Neen’, zei hij, ‘Ik word niet gezien, iedereen doet alsof ik er niet ben. Ik mag nooit meespelen, ze vragen niks aan mij. Ik zou nog liever ruzie hebben, of gepest worden dan dit. Dit is niet te doen.’
De deur knalt dicht, boekentas vliegt in de hoek. Mijn zoon komt thuis! Sloffend komt hij de living binnen, wat niet van zijn gewoonte is.
Wanneer ik vraag wat er aan de hand is, zegt hij dat hij een groepswerk moet doen. En hij mompelt er nog snel bij dat dit toch nooit zal lukken en dat dat saai is.
Wanneer ik aan kinderen in mijn praktijk de opdracht geef om 5 dingen op te schrijven waar ze trots op zijn, vinden ze dat een ongelofelijk moeilijke opdracht. Ze zitten te zweten en te zwoegen. Vinden weinig om trots op te zijn.
Geef ik hen de opdracht om 5 dingen op te schrijven die ze niet goed kunnen of waar ze slecht in zijn. Dan is deze opdracht in ‘een wip en een scheet’ gebeurd. Ze kunnen er zonder probleem nog een 100-tal bij schrijven.